https://hardhoofd.com/de-dooddoener-van-het-kwaad/

Jonathan Glazer brengt in zijn laatste film The Zone of Interest, naar eigen zeggen, Big Brother naar de Holocaust. Veel lovende kritieken schrijven dat hij Hannah Arendts theorie, de banaliteit van het kwaad, op zijn best in beeld brengt, maar is dat wel zo?

Het is prachtig weer en dollende kinderen genieten van het zwembad en de glijbaan in de achtertuin. Familie en vrienden zijn op bezoek. We zijn getuigen van een kinderfeestje van één van de kinderen van de familie Höss. Hoewel alles wijst op een idealistisch bestaan van een gelukkig gezin in een natuurlijke omgeving, grenst de tuin aan de muren van het concentratiekamp Auschwitz. Vandaar de naam The Zone of Interest.

Het Interessengebiet was de term voor de veertig vierkante kilometer rondom Auschwitz. De oorspronkelijke bewoners werden hier verdreven door de SS, omdat zij het aantal getuigen van de misdaden in het concentratiekamp wilden minimaliseren. Bovendien was de kampcommandant, Rudolf Höss, ervan overtuigd dat de Poolse bevolking bereid was om vluchtelingen te helpen en dat was ongewenst. Daarom werden 9.000 mensen uit dit gebied verdreven en stond het vervolgens bekend als het Interessengebiet.

In de film zien we het dagelijkse leven van Rudolf Höss en zijn vrouw Hedwig. Volgens haar leven ze hier het leven waar ze altijd van droomden. Ze zegt dit nadat ze te horen krijgt dat Rudolf wordt overgeplaatst naar Oranienburg. Dit nieuws raakt haar zichtbaar en als kijker ben je getuige van een onenigheid tussen twee partners. Hij moet voor zijn werk verhuizen en zij vindt dat hij haar dit niet aan kan doen, aangezien ze zo gelukkig is met hun ‘Lebensraum’ in het oosten. Uiteindelijk blijft Hedwig met haar kinderen in het Interessengebiet, terwijl Rudolf in zijn eentje naar Oranienburg vertrekt.

Big Brother in een nazihuis

Het camerawerk maakt deze film bijzonder, het is namelijk opgenomen als reality-tv en er is geen gebruik gemaakt van een grote filmploeg. Het grootste gedeelte van de film is gefilmd met tien stilstaande camera’s in en rondom het huis van de kampcommandant. Daarom spreekt Glazer ook van ‘Big Brother in the Nazi house’.

Door deze filmtechniek komt het alledaagse leven van de familie Höss nadrukkelijk op de voorgrond, terwijl het historische kwaad, in de vorm van de Holocaust, alleen op de achtergrond in beeld aanwezig is. Geen enkele keer wordt er gefilmd in het beroemde concentratiekamp. Het zijn vooral de horrorgeluiden die vanuit het kamp te horen zijn en de sporadische beelden van brandende schoorstenen in de verte die het contrast weergeven tussen het zorgeloze gezinsleven en de verschrikkingen aan de andere kant van de muren.

Intellectuele dooddoener

Voordat ik deze film keek las ik enkele kritieken over de film en een beschrijving op de website van een plaatselijk filmhuis. Het was toentertijd genomineerd voor vijf Oscars waarvan het er uiteindelijk ook twee won (voor beste geluid en voor beste niet-Engelstalige film). Dat beloofde dus veel goeds. In zowel de kritieken als op de website van de bioscoop las ik dat deze film de banaliteit van het kwaad op zijn best weergeeft.

Hoe kunnen we immers mensen moreel beschuldigen als ze hun daden simpelweg door het menselijke tekort uitvoeren en niet vanuit kwaadaardige idealen?

Daar heb je de dooddoener van het kwaad weer, dacht ik. De banaliteit van het kwaad is een theorie van de Hannah Arendt, een Joodse filosoof die in de jaren 30 uit Duitsland vlucht. Via een omweg kwam ze in de jaren 40 in New York terecht en na de Tweede Wereldoorlog schreef ze veel over politieke filosofie en totalitaire regimes. Haar theorie, de banaliteit van het kwaad, stelt dat kwaadaardige daden vaak worden uitgevoerd door doodgewone mensen die gedachteloos orders opvolgen. Met deze theorie worden veel discussies over goed en kwaad afgedaan. Hoe kunnen we immers mensen moreel beschuldigen als ze hun daden simpelweg door het menselijke tekort uitvoeren en niet vanuit kwaadaardige idealen?

Adolf Eichmann

Arendts theorie is geïnspireerd op de zaak tegen Höss zijn collega Adolf Eichmann. Deze SS-functionaris was tijdens de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk voor het transport van staatsvijanden (zoals Joden, Roma, Sinti en homoseksuelen) naar de concentratiekampen. Deze taak gaf hem veel bijnamen, waaronder de Architect van de Holocaust. Na de oorlog vluchtte hij, onder de valse naam Ricardo Klement, naar Argentinië. Hier leefde hij vrij rustig tot de Mossad, de Israëlische geheime dienst, hem op het spoor kwam en hem in 1960 ontvoerde. In Jeruzalem volgde een showproces waarna hij ter dood werd veroordeeld.

Arendt verslaat deze zaak voor The New Yorker en schreef het boek Eichmann in Jerusalem: A Report on the Banality of Evil. Ze kwam tot een controversiële analyse. Zij ziet in Eichmann geen kwaadaardig monster die als fanatieke nazi zoveel mogelijk onschuldige, maar niet-Arische, mensen de dood in joeg. Integendeel, volgens haar is Eichmann een doodgewone man die verblind door ambities en zonder kritisch na te denken de taken uitvoerde die van hem werden verwacht. Ze zegt daarom dat het kwaad banaal is en mensen in situaties kunnen komen waar ze door gedachteloosheid slecht handelen; dit handelen maakt hen niet per se een slecht mens.

Later blijkt dat Eichmann helemaal niet zo’n gedachteloze bureaucraat was. De Duitse filosoof Bettina Stangneth stelt in 2011 in haar boek, Eichmann Before Jerusalem: The Unexamined Life of a Mass Murderer, dat Eichmann zich in Argentinië als overtuigt nazi opstelde en dat zijn acties gedurende zijn hele carrière het resultaat waren van fanatieke nazi-idealen. Volgens Stangneth hield Eichmann zich, met veel succes, dommer voor dan hij was tijdens zijn rechtszaak in Jeruzalem. Niet alleen Arendt, maar vele anderen (waaronder Harry Mulisch), trapten zo in Eichmanns val, waardoor hij de geschiedenisboeken inging als passieloze bureaucraat in plaats van een fanatieke antisemitische massamoordenaar.

Het is dan ook gevaarlijk om de banaliteit van het kwaad te gebruiken om misdaden tegen de menselijkheid te duiden.

Hoewel Stangneth succesvol aantoont dat Eichmann een berekenende oorlogsmisdadiger is, stelt zij niet dat de banaliteit van het kwaad niet bestaat. Alleen is het volgens haar niet toepasbaar op Eichmann en de nazi-ideologie. In haar boek laat ze zien dat Eichmann een beredeneerd monster was. Het is dan ook gevaarlijk om de banaliteit van het kwaad te gebruiken om misdaden tegen de menselijkheid te duiden. Hiermee onderschatten we beredeneerde monsters, zoals Eichmann. Bovendien moeten we volgens mij van mensen verwachten dat zij dit soort misdaden herkennen en weigeren om hier aan deel te nemen.